2021, Witte Olifanten VIII, Joyce Zwerver
Into Nowhere
De uitnodiging aannemen
Achter in de expositieruimte van Huisje Manning zit een raam. De meeste
mensen zou het raam niet direct opvallen. Het is geen groot raam, geen
sierlijk raam, geen uitzonderlijk raam. Een raam als alle andere ramen.
Op het moment van deze expositie is het raam zelfs weggewerkt en
des te meer tot onopvallend element gemaakt. Voor Joyce Zwerver is
het raam een anker- punt. Net als de kleur van de vloer, de radiatoren,
de plek waar ooit een tussenmuur stond. Hoe kijk je naar de ruimte,
als je voor het eerst binnen- komt? Hoe beweeg je je door de
ruimte? Wanneer verander je van richting, van blik? Hoe kan je
uitgenodigd worden om anders naar de ruimte te kijken, er echt te
zijn en je toch elders te wanen.
‘Je bent in Groningen, maar hier / ben je dat niet, dit is een
onbekende / plek’ dichtte Rutger Kopland. Met Into Nowhere creëert
Zwerver een uitnodiging voor zo’n plek, een ruimte in de ruimte. De
vervreemding in het vertrouwde. Tegen het zachte, matte geel van de
vloer steekt een eerste glimp van een verleidelijke, roze tegelwand
zich af. De lichte warmte van de kleur, de glans van het glazuur, het
is een aansporing om de armen, zo vaak gekruist voor de borst of
met de handen op de rug, nu eens voorzichtig langs de tegels te laten
gaan. Is de koelte verrassend? Met elke stap richting het werk
verandert het licht, de glans en de kleur. Wat nu?
De bezoeker kan niet anders dan de ang in, waar de suggestie van
een doolhof wordt gewekt door de lichte knik. Wat bevindt zich aan
het einde? Waar komt het licht vandaan, dat van tegel naar tegel
springt?
Tegenover de glanzende binnenkant van het werk staat het robuuste
vurenhout waarmee de installatie is opgebouwd. Het spel van
subtiele aansluiting bij de expositieruimte en daar tegelijkertijd mee
contrasteren zorgt voor spanning en nieuwsgierigheid. De breedte
van het raam werd leidend voor de breedte van de installatie. De
hoogte van de gang is gelijk aan de bovenkant van het kozijn. De
breedte: een uitnodiging om het werk alleen te betreden. De hoogte:
een aansporing om de blik binnen de wanden te houden. Zo wekt de gang
een intimiteit op. Door het herhalende tegelpatroon en de tactiele
kwaliteit van elke tegel blijft de installatie verrassen
en biedt die tegelijkertijd een moment van eenvoud in de ruimte.
De bezoeker wordt onderdeel van de
installatie en is niet alleen beschouwer, maar ook deelnemer.
Voor haar afstudeerwerk bij het Frank Mohr Instituut in 2013
maakte Zwerver onder andere een veld van porseleinen schaaltjes,
schelpjes haast, de afdrukken van een ballon. Haar ervaring met keramiek
veranderde langzaam van een maakproces naar een belevingsproces.
‘Ik heb niet meer de drang om alles zelf te maken, ik wil eerder
werken met de beleving van de bezoeker’. Keramiek heeft een directe,
uitnodigende werking. ‘Vaak heeft geglazuurd keramiek een tactiele
kracht, met oneffenheden en afwijkingen. Juist die afwijking vind
ik mooi. Zodra iets helemaal gelijk is, verlies ik mijn interesse.’
Zwerver wil met haar werk de drempel van kunstbeleving waar
mogelijk verlagen. Haar werk kenmerkt zich door het engagement met
de ruimte, de monumentale grootte van haar installaties en de fysieke
verhouding van het werk tot de bezoeker. ‘Ik herinner me van
museumbezoek vroeger mijn drang om werk aan te raken, om je erin te
kunnen bewegen. Kunst heeft nog altijd een karakter van afstand, een
overheersende kijkendoe-
je-met-je ogen-mentaliteit.
Ik wil juist mensen door het werk zelf
de wens laten ervaren om in het werk te treden.’ Door deze manier
van werken zoekt Zwerver dan ook steeds vaker locaties op die zich niet
laten ommuren. “Ik wil graag steeds meer gaan werken in het
landschap. Op deze manier is het publieksbereik groter en kan ik
mensen bereiken van zowel binnen als buiten de kunstwereld.” In 2020 won
Zwerver met haar project Mien Grunneger Laand het Hendrik de
Vriesstipendium van de Gemeente Groningen. “Met Mien Grunneger
Laand wil ik het Groninger landschap herontdekken. Het vele thuiszijn
van het afgelopen jaar heeft zich vertaald naar een toegenomen
interesse in het landschap om me heen. Ik zoek naar nieuwe uitzichten in
een vertrouwde omgeving.”
Into Nowhere leidt de bezoeker naar een raam zonder uitzicht.
Opnieuw doet het werk een uitnodiging: wil de bezoeker opnieuw
verdwijnen in die snoep- roze andere plek, de wereld tussen de tegels?
Of liever nog het landschap in, de intieme belevenis in de rugzak,
een nergens, een onbekende plek?
Esmé van den Boom, 2021