2013, Witte Olifanten I, Mirjam Veldhuis
1e verdieping, Ornamental landscapes
Het is de lente van 2002. Ik ben voor de tweede of derde
keer in mijn leven in het Victoria & Albert Museum in Londen. Op weg
naar de afdeling hedendaagse keramiek. Die lijkt midden in een
verhuizing te zitten, of is het gewoon een uiterst ongeïnspireerde
zaalopstelling?
Verder dwaal ik door dit immense museum.
Op een relatief onaanzienlijk overloopje stuit ik op een aantal
Chinese jadesculpturen. Ze heten allemaal ‘Miniature mountain’ of
‘Ornamental landscape’.
Aan de grond genageld ben ik. Die namen ga ik gappen als titels voor
mijn eigen werk. Wat prachtig is de mix van materiaal,
materiaalbehandeling, voorstelling en versiering. Hoe betoverend het
spel tussen de ruwe steenklomp en de figuratie, waarbij het niet perse
gaat om realistische weergave. Om nog maar te zwijgen van alle
symbolische betekenissen die ik slechts kan vermoeden.
Later kom ik er bijvoorbeeld achter dat mijn drakenwolken-beelden die
ik iets dreigends wilde laten uitstralen, volkomen voorbij gaan aan de
symbolische betekenis van de draak in het Aziatische pantheon. Daar is
het de personificatie van de wijsheid.
Zal ik met mijn eigen werk ooit kunnen oproepen wat mij nu overkomt?
Dat gaat moeilijk worden. Maar wat een geweldige inspiratiebron.
Mijn series ‘Miniaturen’ en ‘Ornamental landscapes’ , waarmee ik begon
na deze toevallige ontmoeting zijn hierna ontstaan en worden soms nog
wel aangevuld.
2e verdieping, In the flesh
Ergens in 1999 of daaromtrent voelde ik me enorm geïntimideerd door
de STER-reclame op TV, die zich bediende van geraffineerde
beeldanimaties. Om maar wat te noemen…, onderwaterfilmpjes met volkomen
transparante mensfiguren, die zich gracieus door een vloeiende universum
bewogen. Gecombineerd met sfeermuziek, aansluitend of compleet
contrasterend met de filmbeelden. Oppervlakkig en oppermooi?
Wat kun je daar nog tegenover stellen?
De redding kwam uit onverwachte hoek.
Op een verjaardagsfeestje van een vriendin hoorde ik de vader van
een 5-jarige dochter hartstochtelijk betogen dat zijn oogappel via de
piano met muziek kennis moest maken. Een keyboard zou meer voor de hand
liggen in verband met hun krappe behuizing.
”Maar”, zei hij, “ik wil dat ze weet dat wanneer ze met haar
vinger een pianotoets indrukt, dat ze daardoor een snaar in trilling
brengt, die daardoor een klank produceert.” Een keyboard kon deze
sensatie nooit bieden volgens hem.
En zo is het maar net.
Aanraken, oorzaak en gevolg. Als ik dit vastpak, aanraak, er op
duw, er aan trek, wat gebeurt er dan? En hoe voelt dat aan?
Door deze vader voelde ik opeens weer dat er een bestaansrecht
voor ‘het ding’ was. Er gaat niets boven het in levende lijve zien en
ervaren van een ding. Grootte, kleur, materiaal, temperatuur, de plek in
de ruimte, de andere dingen die er zijn. Allemaal aspecten, die er toe
doen.
Een bezoeker aan een van mijn tentoonstellingen kwam eens naar me
toe en zei: ”Ik weet dat het niet mag, maar ik heb aan alle slurven
gezeten en mijn vinger in alle gaten gestoken.”
3e verdieping, Skin matters
Al heel lang wilde ik iets doen met de dunwandigheid, zo kenmerkend
voor de meeste keramische voorwerpen. Ze bestaan eigenlijk uit dunne
‘vellen’ materiaal.
Dit is geen nieuw idee; wie ooit op de pottenbakkersschijf heeft
gezeten, zoals ik, begrijpt dit onmiddellijk. De potvorm scheidt de
buitenruimte van de binnenruimte.
Klei als membraam. Een gevoelig membraam. De associatie met ‘gevoelige huid’ is dan niet ver weg meer.
Keramiek en huid zijn voor mij altijd met elkaar verbonden
geweest. In letterlijke en in overdrachtelijke zin. Onze huid is een
orgaan dat haarfijn onze lichamelijke en mentale conditie weergeeft. Het
is het orgaan dat de scheiding vormt tussen onszelf en de rest van de
wereld en het helpt ons de wereld te verkennen en begrijpen. Onze huid
brengt ons genot en pijn.
M.a.w. de keramische huid is een perfect vehikel om uitdrukking te
geven aan mijn fascinatie voor schoonheid maar ook voor imperfecties.
4 verdieping, Îles flottantes
Îles flottantes is eigenlijk de naam van een Frans toetje. Zo’n
poëtische naam brengt allerlei associaties op gang. Drijvende eilanden.
Voorbijdrijvende landschappen, zacht op elkaar botsend, in de mist
verdwijnend in een immense watervlakte.
Mijn îles flottantes zijn bedoeld als tafelstukken. Nu zetten we
slechts nog een obligaat Biedermeier-boeketje op tafel, maar dat is wel
eens anders geweest. In porseleinmusea van Meissen, bij Dresden, en
Sèvres, bij Parijs, zag ik majestueuze tafelstukken opgesteld. Ware
pronkstukken.
Ik pleit ervoor deze traditie nieuw leven in te blazen